Vrijdag 04 januari 2008
Weer op weg!
Door mijn navigeerkunsten duurt het even voordat we op de camping komen. Daar nemen we even een duik in het zwembad. Kunnen we even afkoelen. Het is namelijk een erg warme dag. Aan de kust blijkt het te regenen, dus we hebben weer een goede keuze gemaakt. Zowel Jesper als Sten duiken het badje in. Sten vindt het helemaal leuk om lekker op zijn buik te drijven. Nou ja, drijven, zijn handen wel op de grond. Jesper gaat met Erwin nog even naar het diepe. Onze vent wordt nog een keer stoer!
We eten snel een boterham. De jongens vallen ondertussen om van de slaap. We doen de airco aan in de camper, maar het blijft erg warm. De jongens willen / kunnen dan ook niet echt slapen en zijn nog een aardige poos aan het feesten. Dat wordt uitslapen morgen!
Mmmm, dat valt toch een beetje tegen. De jongens worden gewoon weer rond 8en wakker. Het is weer strak blauw, dus we ontbijten eerst op ons gemak buiten en dan beginnen we aan de rit richting de Snowy Mountains. Eerst rijden we nog even naar Telstra-tower om een blik over de stad te werpen. Deze toren staat ongeveer 900 meter boven zeeniveau en we hebben een schitterend uitzicht over de omgeving. We zien de belangrijke gebouwen van Canberra en ook de camping is goed te zien. Onder het genot van een kopje koffie genieten we nog even verder van het uitzicht. Jesper vindt $0,05 en denkt even wat hij daarvoor zal kopen… Ja: ‘een koekje voor Sten’. Erg lief. Als we Canberra uitrijden valt er een groot bord op. Hierop staat vermeld hoeveel water er de vorige dag in de stad is verbruikt, hoe zich dat verhoudt tot een gemiddelde dag en hoeveel watervoorraad er nog is. Het hele land heeft te maken met een water te kort. Sydney heeft een goed jaar, want de waterreservoirs zijn dit jaar voller geraakt. Zij hebben nu 60% (3 jaar) watervoorraad. Canberra heeft 38% voorraad. Erg vreemd voor ons Nederlanders.
De tocht naar de Snowy Mountains is niet echt spectaculair. Het landschap is vooral heuvelachtig. In Cooma gaan we nog wat info halen over het gebied. Zonder Lonely Planet zijn we toch wat onthand. Vervolgens rijden we het nationale park in en zoeken direct een kampeerplaats. Er zijn er 2 in het begin van het park. De eerste blijkt aardig druk en de tweede heeft bijna geen schaduw. Dan maar de drukte is. We vinden een perfect plekje, drinken even wat en nemen dan een duik in de rivier die vlak bij ligt. Heerlijk! Het is ondiep, dus ook de kinderen kunnen er makkelijk in. Je moet even doorbijten vanwege het koude water, maar dan is het goed uit te houden. Alleen de grote steekvliegen (soort horzels) zijn erg irritant. Jesper wil zelfs het diepe water wel in en Sten poedelt heerlijk op zijn buik (natuurlijk weer met zijn handen op de grond). Na het zwemmen, spuiten we ons flink in met Deet om de vliegen tegen te gaan. Op mijn aanraden krijgen de jongens een natuur product tegen vliegen opgesmeerd. Erwin is er al nooit een voorstander van en als Sten hele zwermen vliegen blijft aantrekken, is Erwin helemaal klaar met dat spul. Hij spuit ze snel met Deet in en ……. De vliegen blijven komen bij Sten. Het verschonen van een flinke poepluier blijkt wonderen te doen. Na het eten gaat Sten direct zijn bed in. Hij is helemaal af. Jesper en Erwin gaan nog even bij de jongens kijken die cricket spelen. Uiteraard mogen zij ook even een balletje slaan. Jesper is er helemaal vol van en gaat hyper zijn bed in. Wij plannen nog even wat we gaan doen de komende dagen en genieten nog even van de zwoele avond. Eindelijk lekker met een wijntje buiten, wat wil je nog meer???
Ondertussen zitten we alweer anderhalve week in Australië en we hebben nog geen kangoeroe gezien. Er schijnen hier wel wombats te zitten (voor degene die een wombat niet kennen: we hopen nog een foto te kunnen plaatsen, maar dan moeten we er wel eerst nog één spotten….), maar die komen pas ’s nachts tevoorschijn. Als om 1.30 uur dan ook de wekker afloopt, besluiten we de wombat toch maar te laten voor wat het is en draaien we ons nog even lekker om.
De volgende ochtend ontbijten we weer buiten. Dit keer niet echt een succes, want het stikt van de vliegen. Ach, zijn we lekker snel klaar en kunnen we verder rijden. Het plan is om naar Thredbo te gaan, een skioord in de Snowy Mountains. In de zomer is daar 1 skilift open. Die pakken we dan ook en lopen dan naar een uitzichtpunt om de hoogste berg van Australië, Mount Kosciuszko, te bekijken. De stoeltjeslift bevalt de jongens goed, het is zelfs erg rustgevend. De wandeling is 4 km, de heenweg aardig omhoog, dus de terugweg is aardig eenvoudig. Jesper heeft uiteraard zijn schoenen met lampjes aangetrokken, dus die loopt goed. We moeten hem soms wat afleiden, maar het grootste stuk gaat perfect. Het uitzichtpunt is leuk, maar bomvol steekvliegen. Lang uitrusten is er dus niet bij. Mount Kosciuszko is ook lang niet zo imposant als Mount Cook. Maar het is een leuke wandeling met een mooi zicht over het dal en de weg ernaartoe staat vol met wilde bloemen. Weer terug bij de stoeltjeslift (liftstoelen volgens Jesper) trakteren we ons op wat te eten bij het restaurant. Een pannenkoek met ijs heeft Jesper wel weer verdiend. Ondertussen is het 3 uur en de jongens hebben nog steeds niet geslapen. We verwachten eigenlijk dat ze in de stoeltjeslift in slaap zullen vallen, maar ze houden het gelukkig wakker tot de camper. We rijden nog verder tot Geehi, ook een natuurcamping in het nationale park. Onderweg stoppen we nog even om wat gekleurde vogels te bekijken (Crimson Rosella’s) en voor: emu’s! Voor degene die geen emu kennen: we hebben een foto! Ze lopen vlak langs de berm. De camping is heel rustig. We vinden dus makkelijk een plaatsje met een vuurplaats. Actie 1 is dus hout sprokkelen. Vervolgens duiken we ook hier de rivier even in. Er zijn met stenen terrassen gemaakt, waardoor je allemaal kleine baden hebt. Perfect om te poedelen en de spelen voor de kinders.
Als Erwin dan gaat koken kijk ik nog even goed naar de schimmen die ik achter een auto zie lopen. Het blijken geen mensen, maar kangoeroes. We gaan die dus even wat dichterbij bekijken. Blijft gaaf. Na het eten lopen we nog even een rondje. Als we weer bij het veld uitkomen zien we weer een kangoeroe, en nog één, en nog één en nog één… Het stikt er van, zelfs een paar aardig dichtbij. Dan komen er ook nog wat witte Kaketoes en Rosella’s en de Kookaburra’s op de achtergrond maken het Australië-tafereel compleet. We genieten er nog even van en sprokkelen ondertussen nog wat hout voor het vuur. Jesper heeft zijn handen vol, dus wij helpen hem dragen en lopen dus met allemaal kleine rottakjes rond. Erwin probeert nog even zijn foto te maken. Hij heeft bedacht dat hij een kaketoe wil fotograferen die recht over hem heen vliegt. Daar is hij dus wel even zoet mee. Wij maken ondertussen alles voor het kampvuurtje gereed. Jesper en Sten ontpoppen zich als ware pyromanen. Ze willen steeds weer nieuwe takken op het vuur gooien. Erwin geeft Jesper een laatste tak, als hij die heeft gegooid moeten ze naar bed. Dat laat Jesper zich natuurlijk geen 2 keer zeggen en legt de tak voor zich neer en gaat op zijn dooie gemak in de stoel zitten wachten tot alle takken opgebrand zijn! Slim, maar daarmee lagen ze wel erg laat op bed.
En dan hebben we de volgende dag geweten! Het is vandaag erg warm en zelfs met de airco aan blijft het zweten in de camper. Het is een aardige rit vandaag. We rijden naar Mount Buffalo, weer een nationaal park. Sommige stukken van de weg zijn aardig kronkelig, dus dat schiet niet echt op. Maar de meeste stukken zijn recht en lang. Het landschap verandert drastisch zodra we de bergen uitrijden. Van dik bebost, rijden we opeens in erg vlak en heuvelachtig land. In de Snowy Mountains rijden we langs een krachtcentrale die aan de rand van het park staat. Plots sta je oog in oog met 3 grote pijpleidingen dwars door het bos. Geen gezicht. We verbazen ons ook dat het zo mag in een nationaal park.
Een stuk verderop komen we bij het plaatsje Tallangatta, een stadje dat in de jaren ’50 is verplaatst omdat de plek waar het dorpje lag een waterreservoir werd. Het ziet er spookachtig uit, helemaal als er in de bedding allemaal zwart geblakerde dode bomen staan.
We komen pas eind van de middag, met 2 heel chagrijnige jongens (en een chagrijnige vader) bij Mount Buffalo aan. We rijden gelijk door naar de camping. Onderweg hebben we ze al gebeld en we hebben mazzel: er heeft iemand geannuleerd, dus wij kunnen kamperen. Verder zat de camping tot eind januari vol. De weg is érg kronkelig en de camping blijkt niet echt ingesteld op campers. Het is aardig puzzelen om hem tussen alle bomen door te krijgen. Maar het lukt en we hebben een mooie plaats. Na het eten lopen we naar het meer dat bij de camping ligt. Jesper twijfelt geen moment en duikt het water is. Na 15 minuten spetteren weet hij nog wel even te vragen of zijn onderbroek wel nat mag worden… Ook Sten is met shirt en luier het water in. De terugweg naar de camper is hij niet zo blij, hij wijst steeds naar zijn natte shirt. Hij vindt het maar niets. Nou, hopelijk maken ze even een goede nacht en hebben we morgen een iets betere dag!
Nadat de jongens in bed liggen gaan wij (Carine en ik) nog even bij het meer kijken. Het is hier in Australië echt donker en je ziet zo ontzettend veel sterren. Het Zuiderkruis is erg mooi te zien. Vlak bij het meer is een Wombat hol, maar die komen er normaal alleen ’s nachts uit. Wij zien er dus geen. Meestal is het om 10 uur ’s avonds al uitgestorven op de campings en deze boscamping is daar geen uitzondering op. Vlak daarna gaan wij dan ook maar naar bed.
Donderdag 10 januari. We hebben nog een hele week te gaan in Australië. Wat gaat dat hard. Het systeem van slapen en wakker worden gaat steeds beter. De jongens worden meestal om 08:00 wakker en na Jespers medicijn kunnen we op ons gemakje ontbijten. Vaak zijn we dan om een uur of 10 klaar om op weg te gaan. Hier op de camping is het erg lekker wakker worden. Het is er best druk, maar iedereen staat tussen de bossen waardoor je niet veel van anderen merkt. Om 10:30 manoeuvreren we heel rustig aan de camper door het bos de camping af. Weer een lange dag voor de boeg. We willen naar Lake Entrance / Paynesville rijden. Dit is een meren gebied aan de zuidkust. Het plan is daarna rustig aan via nationale parken naar Melbourne te rijden. Jammer genoeg zal het niet lukken om in Wilson Promontory te kamperen. Daar hadden we ons zinnen op gezet omdat het een mooi natuurpark is en er ook wombats zitten, maar voor deze periode moet je echt 4 maanden van tevoren al boeken. De meeste mensen doen dat zelfs een jaar van te voren.
Langzaam rijden we van de camping weer naar beneden. Waarom lijkt de terugweg van iets toch altijd zoveel korter. Ik (Erwin) heb met echt verheugd op de weg naar beneden. Maar voordat we het weten staan we alweer beneden. We zijn weer langs hele mooie ravijnen en dalen gereden en hadden hier erg graag meer tijd gehad.
De Tomtom geeft 3 uur naar Paynesville, dus dat valt op zich nog wel mee. Buiten het Mt. Buffalo National park kunnen we ook al snel weer 80-90 km/uur rijden, en dat schiet echt op. Net nadat we besloten hadden om in Omeo (106 km verder) boodschappen te gaan doen, verschijnt er een waarschuwingsbord voor scherpe bochten. Dit blijkt 50 km te gaan duren. We gaan de Alpen over. Op de stukken waar het niet zo scherp stijgt, kan ik in z’n 2 naar boven. Op de rest moet ik echt in z’n 1, in slakkengang naar boven. Dat is echt bergen rijden. Ik denk dat het echt een uur heeft geduurd voordat ik boven op de berg, het stuur aan Carine over geef. Zij kan het laatste stukje wel in z’n 3 rijden en langs hele mooie vergezichten dalen we weer verder af. Erg leuk zijn alle rode palen langs de weg met borden: “keep right of these poles”. Alsof je er links van in de diepte zou willen vallen. Op sommige stukken is het echt ontzettend steil.
In Omeo kopen we alleen wat brood en tanken de camper weer eens vol. Het is buiten erg warm (37 graden) en we zijn blij dat we in onze lekkere warme camper verder kunnen. Hoewel we niet meer steile bergen hebben, is het heel erg bochtig en schiet het niet zo heel hard op. Uiteindelijke rijden we om 16:00 Bairnsdale binnen en moeten we afslaan naar Paynesville. Als een werkauto ons de weg verspert, staan we even na te denken. Een andere auto stopt en de chauffeur vertelt ons dat we die kant niet op kunnen omdat we te hoog zijn. We moeten maar achter hem aanrijden, dan komt het goed. Inderdaad blijkt later dat er een te lage brug in de weg gezeten zou hebben. Voor vijven stappen we de hete camping op. Er zijn zelfs meerdere plekken vrij en we kiezen een doorrij plek. Een plek waarbij je niet hoeft te keren en te inparkeren. Soms is lui zijn best lekker.
Na een lekker drankje gaan we nog snel even een duik in het zwembad nemen. De mannen hebben zo langzamerhand echt de smaak te pakken. Beiden willen vanaf de rand in onze armen springen. Het springen mag hier in het zwembad niet, maar half erin springen lukt dan wel. Omdat ik (Erwin) de ‘kookbeurt’ heb, lopen we na het zwemmen lekker het dorpje in en kopen pizza’s. Aan het strand heb je natuurlijk weer picknick tafels en bbq’s. Alles in goede staat en werkend. Wat blijft dat toch lekker. We zitten aan een binnenmeer en de hele tijd zeilen er kleine bootjes langs. Ik wil oooooooooookkkk….Als wij klaar zijn met onze pizza’s (en nadat we de zwarte zwaan die blijft schooien, hebben geprobeerd te verjagen), loopt het langzaam vol met families die lekker gaan bbq’en en eten. Terug op de camping gaan de jongens naar bed en genieten wij van heel veel kakatoes, rosella’s en andere vogels die elkaar continu proberen te verjagen. Het is heel gezellig in die bomen. Natuurlijk horen we op de achtergrond de (bijna standaard) Kookaburra’s. Wat een leven toch. Morgen willen we de ferry pakken naar Raymond Island. Dit eiland blijkt heel veel koala’s te hebben rondlopen en omdat we die alleen nog in dierentuinen hebben gezien, gaan we weer op “jacht”.
Jesper heeft zijn nacht niet (hij klaagt over buikpijn) en we halen hem uiteindelijk bij ons in bed. Dat werkt voor hem erg goed, hij ligt op een gegeven moment zelfs met zijn benen languit over mij (Carine) heen. Je begrijpt dat wij een iets minder goede nacht hebben. ’s Ochtends zijn we dan ook nog wat kort en hebben even een goede aanvaring met Jesper. Maar gelukkig trekt het allemaal weer snel bij en gaan we inderdaad op koala-jacht. Het is zo vroeg al erg warm, dus dat belooft wat. De ferry is er al snel en in een paar minuten zijn we aan de overkant, op Raymond Island. We rijden een stukje het eiland op en stuiten al snel op een onverharde weg. Het hele eiland blijkt uit onverharde wegen te bestaan. Oeps… We rijden toch maar door met de camper. Ondertussen turen we naar boven om de eerste koala’s te spotten, maar helaas. We zien van alles, maar geen koala’s. Na een uurtje besluiten we, chagrijnig en wel, om even een kop koffie te drinken. Erwin kijkt nog even snel in het huurcontract of dit eiland genoemd staat als plek waar we niet mogen komen. Dat is gelukkig niet het geval, maar… we blijken op geen enkel eiland te mogen komen met de camper. Ach, bereikbaar met een ferryrit van een minuut of 3, mag niet echt een eiland heten, dus we kachelen maar snel door. We krijgen een stijve nek van het omhoog kijken en we zweten ondertussen de auto uit, maar we houden vol. Na nog een uurtje rondgereden te hebben ziet Erwin hem: Grijs-wit en pluizig, keurig in de hoek tussen 2 takken van de eucalyptusboom. De jongens zijn net in slaap, dus die moeten even wakker gemaakt. Maar voor een koala is dat geen probleem. We nemen de nodige foto’s en zien ondertussen ook een tweede koala in dezelfde boom zitten. Het is grappig om te zien dat de koala je echt helemaal volgt. Als we achter de boom staan, kijkt ie achterom en als we rond de boom lopen, kijkt ie helemaal mee. Het lijken nog wat jonge koala’s. Helemaal gelukkig rijden we weer verder. Dan zien we plots nog een koala. Ik schrijf nu ‘we’, maar ik bedoel ‘ik’! Ik heb natuurlijk nog het een en ander goed te maken nu Erwin de eerste koala heeft gezien. Ik ben aardig gedreven om nu ‘de meeste’ koala’s te vinden. En het lijkt aardig te lukken, want een stukje verderop zie ik er nog één. We zijn aardig tevreden met deze score en rijden terug naar de ferry, via de weg waar we ook begonnen zijn. Daar staan wat mensen te kijken, dus wij sluiten ons aan. Jawel: op een stukje van 20 meter, zitten ook nog eens 5 koala’s. Allemaal de camper uit en camera’s in de aanslag. Wat gaaf om deze beesten echt in het wild te spotten. Na wat rondgelopen te hebben, gaan we wat verkoeling zoeken in de camper. Als we de camper ingaan, blijkt er boven ons in de boom ook nog een koala te zitten. Nou, dan smaakt de overgebleven pizza van gisteren nog lekkerder!
We gaan weer terug naar de ferry en rijden richting ninty-mile-beach, een strand van 90 mijl (ongeveer 144 km). We stoppen onderweg nog even in Sale, een klein stadje, maar met een zeer uitgebreid visitor centre. De meneer daar weet ons zelfs te vertellen dat we wellicht toch nog het Wilson Promontory-park in kunnen. Voor internationale toeristen blijken ze een paar extra plaatsten te hebben. Dat biedt weer wat mogelijkheden. We doen wat boodschappen en tanken en rijden dan snel door. Pas rond 6 uur komen we bij een geschikte kampeerplaats bij het strand. Er zijn hier verschillende kampeerplaatsen aan de weg waar je mag gaan staan als er plek is. We hebben een hele plek voor onszelf, dus dat is luxe. We kijken eerst nog even snel bij zee. Het waait jammer genoeg erg hard en er zitten heel veel (steek)vliegen en muggen, dus we zijn weer snel terug bij de camper.. Onderweg hebben we al wat slecht weer gehad, waarmee de warmte ook gelijk weg was. Gelukkig! Het is wel erg jammer om te zien wat de mensen hier met die gratis kampeerplekken doen. Het barst er van het vuilnis, lege flesjes, legen zakken etc. Dat zijn we hier helemaal niet gewend. Als er al ergens vuilnis ligt, wordt dat door Rotary’s en Lion’s verenigingen opgeruimd.
We gebruiken voor het eerst de douche in de camper en helemaal schoon kunnen we ons bed in! En weer zit er een week op. Ondertussen hebben we 12 weken genoten en kunnen we nog 1 week door.
Weer op weg!
We rijden eerst naar de Woolworths om boodschappen te gaan doen. De jongens zijn (tegen alle verwachting in) gezellig en we kunnen op ons gemak alles bij elkaar sprokkelen. Vervolgens rijden we richting Apollo omdat ik (Carine) het contract nog moet ondertekenen. We moeten daarvoor aan de andere kant van Sydney zijn; het zuiden, dat gelukkig op de route ligt. In het centrum staan we voor een keuze: tol contant betalen of via een chip. Die hebben we niet, maar het is wel de weg (tunnel) die we willen nemen. In alle snelheid besluiten we dan maar voor de ‘contant betalen-weg’ te gaan en dat blijkt de Harbour Bridge te zijn. Voor $3,- hebben we een schitterend ritje over de beroemde Harbour Bridge, met uitzicht op het Opera House. Sydney is een erg grote stad, en het duurt dan ook erg lang voor we de bewoonde wereld uit zijn. Bij Apollo worden we dit keer vriendelijk en snel geholpen. Ik hoef uiteindelijk niet te tekenen, ze noteren alleen het nummer van mijn rijbewijs. Een raadsel waarom ik dan perse mee moest komen…
We rijden via Wollongoon naar Kiama. Achteraf zien we dat we een mooie kustroute hadden kunnen nemen, maar wij hebben gewoon de snelweg gehad. Wel met een mooi uitzichtpunt vlak voor Wollongoon, waarbij je over de stad en de kust heen kijkt. Sten is nog steeds erg moe en slaapt bijna de hele weg. Hij eet wel wat er drinkt veel. In Kiama rijden we direct naar de blowhole, een gat in een kustrots, waar het water omhoog spuit bij een goede golf. Het is er goed druk, dus het is even speuren naar een goede parkeerplaats. Je mag nergens langer zijn dan 6 meter, komen wij aan met ons 8 meter-gevaarte. We parkeren de camper dus uiteindelijk maar op een busparkeervak. Jesper slaapt, dus we gaan om beurten bij de blowhole kijken. Inderdaad, als er een goede golf komt, hoor je het water beneden in de rots eerst kolken en dan spuit het aardig hoog. Erwin krijgt een voltreffer als hij in de ‘nat-word-zone’ aan het videoën is. Terug in de camper begint Sten wat te huilen en jawel: in een keurige boog komt al het drinken er weer uit. Erg sneu voor ons allemaal… (ik zit onder en de camper stinkt goed). Het vinden van een camping valt niet mee. Erwin vraagt wat na bij het informatiekantoor, maar alles blijkt vol te zitten. Er is wel een noodcamping op een veldje waar normaal vrachtwagens voor een circus of kermis kunnen staan. Ach, gaan we daar maar kijken, we zijn al lang blij dat we niet al te ver meer hoeven te rijden met een zieke Sten. Het veldje blijkt een flink veld aan zee te zijn. We parkeren de camper zo ongeveer met de achterkant op (hoge) rots, zodat we de golven op de rotsen uiteen zien slaan. Een erg mooi gezicht. Ik voel me ook nog steeds niet lekker en Sten is nog erg moe, dus we eten snel een boterham, pakken de spullen uit en leggen de jongens op bed. Erwin gaat ’s avonds nog even in het donker bij de blowhole kijken. Het zou verlicht zijn, maar er staat nauwelijks licht. De vuurtoren is wel erg mooi verlicht en de sterrenhemel in Australie blijft fantastisch.
Za 05
De eerste ochtend weer wakker worden in de camper. De jongens zijn er gelukkig niet al te vroeg bij. Sten lijkt weer aardig boven Jan. Hij is vrolijk en wil wel eten. Ook ik voel me een stuk fitter dan gisteren. Alleen voelt Erwin zich vandaag niet zo lekker. We gaan nog even snel langs de boekhandel voor een Lonely Planet. Die blijken ze alleen niet te hebben. Wel kopen we een boek met alle campings in nationale parken.
Ondertussen is het zwaar bewolkt en regent het. We besluiten toch naar Kangaroo Valley te rijden, dan zien we daar wel wat voor weer het daar is. We nemen de snelste weg: via een pas waar geen voertuigen langer dan 10 meter op mogen rijden, geen bussen en geen vrachtauto’s. Ach, als het zo uitkomt voelen we ons geen bus (wel als we een parkeerplek zoeken), dus we rijden de weg op. Het is een aardige kronkelweg, dus met die oude bak van ons is dat aardig wat schakelwerk. Maar we komen er, op het gemakje. Jammer genoeg zien we niets onderweg omdat het zo regent. We rijden naar Fitzroy Falls, een waterval van 81 meter. We kunnen de hele waterval zien, maar verder zien we door de mist niets van de vallei. Jammer. Het is qua drukte ook een aardig verschil met de afgelopen periode. De parkeerplaats staat vol en alle picknicktafels zijn bezet. Het regent, dus wij eten lekker een broodje in de camper. De mevrouw van het Visitor Information Centre weet ons te vertellen dat de kans dat we een camping kunnen vinden in het nationale park van Jervis Bay 0 (nul met een hoofdletter!) is. Balen, want daar wilden we graag heen. Dat in combinatie met de regen die ook komende dagen zal aanhouden, doet ons besluiten het plan om te gooien. We rijden gewoon door naar Canberra, de hoofdstad van Australië. Daar zijn genoeg dingen binnen te doen en we horen van iedereen dat het daar uitgestorven is. Al met al merken we duidelijk dat het hier hoogseizoen is. Veel campings zitten vol en ze lachen je nog net niet uit als je op het laatst aankomt met een kampeervraag.
Zodra we de heuvels over zijn breekt de lucht al wat open. We rijden door vlakke velden, eigenlijk zelfs saai in vergelijking met wat we allemaal al hebben gezien. Ondertussen raakt de tankt aardig leeg, dus we slaan even van de snelweg af bij het laatste dorpje (50 km) voor Canberra. Dat blijkt ook uitgestorven: we vinden een Shell die, even een gok, al 50 jaar gesloten is. Verder nog een ander tankstation, mar daar is ook niet veel leven te bekennen. Dan maar door en kijken hoever we kunnen komen. Mogen ze je ook wel eens voor waarschuwen… Maar we halen Canberra, we tanken en zoeken een camping. Er blijkt een speeltuin op de camping, dus de jongens leven zich nog even uit. Ondertussen horen we dat Patries ook ziek is, dus we hebben de boel aardig aangestoken daar (mochten jullie het lezen: nogmaals sorry!!!).
Zondag 06
Het is zondag en het voelt ook echt als een echte zondag: het is zonnig en heerlijk buiten, dus we ontbijten op ons gemakje. Daarna rijden we richting de stad. We willen eerst naar een grote markt die elke zondag wordt gehouden. Vandaag blijkt hij helaas dicht. Volgende week hebben we meer kans, maar de kans dat wij er dan nog zijn… Dan maar door naar het Questacon, een techniekmuseum, waar je zelf allerlei dingen kunt doen. We halen eerst maar even kaarten voor de speelhal voor kinderen van 0-6 jaar. Erwin duikt ondertussen een voorstelling in over tsunami’s, orkanen en vulkanen. De kinderen kunnen zich even helemaal uitleven: een Bob de Bouwer speelhoek, waar ze grote legostenen kunnen transporteren via een rolband, een garage waar je de auto (met lichten!) vol kunt tanken en een band kan verwisselen (maar goed dat Jesper laatst zo goed heeft opgelet!), een snoezelruimte, een klimruimte, een waterbaan met ballen, enzovoort. Eigenlijk teveel om op te noemen en ook teveel om in 45 minuten mee klaar te zijn. We halen dus nog een kaart (zijn gratis, maar op deze manier houden ze het aantal mensen in de hand), zodat we er om half 3 nog een keer in kunnen. Terwijl de kinderen zich nog even vermaken met het hengelen van eenden, kan Erwin zich niet inhouden en gaat voor de vrije val. Hij steekt mij aan, dus ik hijs me even later ook in een fraaie overall en laat me naar beneden vallen. Je maag eindigt ergens in je keel, maar het is wel gaaf. Gelukkig heeft Erwin alles vastgelegd op fotocamera, zodat we het nog eens na kunnen kijken…
We bekijken nog even wat andere zalen. Het feit dat je overal aan mag komen is helemaal iets voor Jesper en Sten. Ze zijn overal mee in de weer en genieten volop. We eten nog even wat en duiken dan de speelhoek nog een keer in. Nadat alle blokken van boven naar beneden en weer naar boven en weer naar beneden zijn gegaan, gaan de heren ook nog bij de waterbaan kijken. Je gooit er een bal in, die stroomt dan door wat poortjes naar een opslagsysteem, dat ze omhoog takelt en weer terug spuugt in de bak. Ook dit kan je honderdduizend keer doen en het blijft leuk! Jesper is, ondanks zijn schort, tot op zijn onderbroek nat. Een mooie reden om terug te gaan naar de loeihete camper. Het is hier erg droog en erg warm. We rijden nog even langs het oude parlementsgebouw en naar het nieuwe. Daar parkeren we de camper en gaat Erwin een kijkje binnen nemen. De jongens slapen, maar het is zo warm, dat ik ze toch maar uit hun autostoel haal en probeer ze op de bank te laten slapen. Stomme actie, want nu zijn ze wakker en nog erg moe. Meer hoef ik niet te vertellen denk ik?! Als Erwin terug is, lopen we nog even met z’n allen terug. Kan ik ook nog even een blik werpen. Helaas is de 2ekamer-zaal al gesloten, maar ik krijg nog wel een idee van het gebouw en de eerste kamer. Het ziet er allemaal mooi en ruim uit. We bekijken ook nog even de klok die ze van Nederland hebben gekregen ter ere van het 200 jarig bestaan van Australië. We weten wel wat we weggeven… Een vreselijk kitscherige klok met een soort van engeltjes erop. Er staan 2 andere bezoekers te bekijken en zien dat ie uit Nederland komt. Wij maken maar snel dat we wegkomen!
We rijden via Wollongoon naar Kiama. Achteraf zien we dat we een mooie kustroute hadden kunnen nemen, maar wij hebben gewoon de snelweg gehad. Wel met een mooi uitzichtpunt vlak voor Wollongoon, waarbij je over de stad en de kust heen kijkt. Sten is nog steeds erg moe en slaapt bijna de hele weg. Hij eet wel wat er drinkt veel. In Kiama rijden we direct naar de blowhole, een gat in een kustrots, waar het water omhoog spuit bij een goede golf. Het is er goed druk, dus het is even speuren naar een goede parkeerplaats. Je mag nergens langer zijn dan 6 meter, komen wij aan met ons 8 meter-gevaarte. We parkeren de camper dus uiteindelijk maar op een busparkeervak. Jesper slaapt, dus we gaan om beurten bij de blowhole kijken. Inderdaad, als er een goede golf komt, hoor je het water beneden in de rots eerst kolken en dan spuit het aardig hoog. Erwin krijgt een voltreffer als hij in de ‘nat-word-zone’ aan het videoën is. Terug in de camper begint Sten wat te huilen en jawel: in een keurige boog komt al het drinken er weer uit. Erg sneu voor ons allemaal… (ik zit onder en de camper stinkt goed). Het vinden van een camping valt niet mee. Erwin vraagt wat na bij het informatiekantoor, maar alles blijkt vol te zitten. Er is wel een noodcamping op een veldje waar normaal vrachtwagens voor een circus of kermis kunnen staan. Ach, gaan we daar maar kijken, we zijn al lang blij dat we niet al te ver meer hoeven te rijden met een zieke Sten. Het veldje blijkt een flink veld aan zee te zijn. We parkeren de camper zo ongeveer met de achterkant op (hoge) rots, zodat we de golven op de rotsen uiteen zien slaan. Een erg mooi gezicht. Ik voel me ook nog steeds niet lekker en Sten is nog erg moe, dus we eten snel een boterham, pakken de spullen uit en leggen de jongens op bed. Erwin gaat ’s avonds nog even in het donker bij de blowhole kijken. Het zou verlicht zijn, maar er staat nauwelijks licht. De vuurtoren is wel erg mooi verlicht en de sterrenhemel in Australie blijft fantastisch.
Za 05
De eerste ochtend weer wakker worden in de camper. De jongens zijn er gelukkig niet al te vroeg bij. Sten lijkt weer aardig boven Jan. Hij is vrolijk en wil wel eten. Ook ik voel me een stuk fitter dan gisteren. Alleen voelt Erwin zich vandaag niet zo lekker. We gaan nog even snel langs de boekhandel voor een Lonely Planet. Die blijken ze alleen niet te hebben. Wel kopen we een boek met alle campings in nationale parken.
Ondertussen is het zwaar bewolkt en regent het. We besluiten toch naar Kangaroo Valley te rijden, dan zien we daar wel wat voor weer het daar is. We nemen de snelste weg: via een pas waar geen voertuigen langer dan 10 meter op mogen rijden, geen bussen en geen vrachtauto’s. Ach, als het zo uitkomt voelen we ons geen bus (wel als we een parkeerplek zoeken), dus we rijden de weg op. Het is een aardige kronkelweg, dus met die oude bak van ons is dat aardig wat schakelwerk. Maar we komen er, op het gemakje. Jammer genoeg zien we niets onderweg omdat het zo regent. We rijden naar Fitzroy Falls, een waterval van 81 meter. We kunnen de hele waterval zien, maar verder zien we door de mist niets van de vallei. Jammer. Het is qua drukte ook een aardig verschil met de afgelopen periode. De parkeerplaats staat vol en alle picknicktafels zijn bezet. Het regent, dus wij eten lekker een broodje in de camper. De mevrouw van het Visitor Information Centre weet ons te vertellen dat de kans dat we een camping kunnen vinden in het nationale park van Jervis Bay 0 (nul met een hoofdletter!) is. Balen, want daar wilden we graag heen. Dat in combinatie met de regen die ook komende dagen zal aanhouden, doet ons besluiten het plan om te gooien. We rijden gewoon door naar Canberra, de hoofdstad van Australië. Daar zijn genoeg dingen binnen te doen en we horen van iedereen dat het daar uitgestorven is. Al met al merken we duidelijk dat het hier hoogseizoen is. Veel campings zitten vol en ze lachen je nog net niet uit als je op het laatst aankomt met een kampeervraag.
Zodra we de heuvels over zijn breekt de lucht al wat open. We rijden door vlakke velden, eigenlijk zelfs saai in vergelijking met wat we allemaal al hebben gezien. Ondertussen raakt de tankt aardig leeg, dus we slaan even van de snelweg af bij het laatste dorpje (50 km) voor Canberra. Dat blijkt ook uitgestorven: we vinden een Shell die, even een gok, al 50 jaar gesloten is. Verder nog een ander tankstation, mar daar is ook niet veel leven te bekennen. Dan maar door en kijken hoever we kunnen komen. Mogen ze je ook wel eens voor waarschuwen… Maar we halen Canberra, we tanken en zoeken een camping. Er blijkt een speeltuin op de camping, dus de jongens leven zich nog even uit. Ondertussen horen we dat Patries ook ziek is, dus we hebben de boel aardig aangestoken daar (mochten jullie het lezen: nogmaals sorry!!!).
Zondag 06
Het is zondag en het voelt ook echt als een echte zondag: het is zonnig en heerlijk buiten, dus we ontbijten op ons gemakje. Daarna rijden we richting de stad. We willen eerst naar een grote markt die elke zondag wordt gehouden. Vandaag blijkt hij helaas dicht. Volgende week hebben we meer kans, maar de kans dat wij er dan nog zijn… Dan maar door naar het Questacon, een techniekmuseum, waar je zelf allerlei dingen kunt doen. We halen eerst maar even kaarten voor de speelhal voor kinderen van 0-6 jaar. Erwin duikt ondertussen een voorstelling in over tsunami’s, orkanen en vulkanen. De kinderen kunnen zich even helemaal uitleven: een Bob de Bouwer speelhoek, waar ze grote legostenen kunnen transporteren via een rolband, een garage waar je de auto (met lichten!) vol kunt tanken en een band kan verwisselen (maar goed dat Jesper laatst zo goed heeft opgelet!), een snoezelruimte, een klimruimte, een waterbaan met ballen, enzovoort. Eigenlijk teveel om op te noemen en ook teveel om in 45 minuten mee klaar te zijn. We halen dus nog een kaart (zijn gratis, maar op deze manier houden ze het aantal mensen in de hand), zodat we er om half 3 nog een keer in kunnen. Terwijl de kinderen zich nog even vermaken met het hengelen van eenden, kan Erwin zich niet inhouden en gaat voor de vrije val. Hij steekt mij aan, dus ik hijs me even later ook in een fraaie overall en laat me naar beneden vallen. Je maag eindigt ergens in je keel, maar het is wel gaaf. Gelukkig heeft Erwin alles vastgelegd op fotocamera, zodat we het nog eens na kunnen kijken…
We bekijken nog even wat andere zalen. Het feit dat je overal aan mag komen is helemaal iets voor Jesper en Sten. Ze zijn overal mee in de weer en genieten volop. We eten nog even wat en duiken dan de speelhoek nog een keer in. Nadat alle blokken van boven naar beneden en weer naar boven en weer naar beneden zijn gegaan, gaan de heren ook nog bij de waterbaan kijken. Je gooit er een bal in, die stroomt dan door wat poortjes naar een opslagsysteem, dat ze omhoog takelt en weer terug spuugt in de bak. Ook dit kan je honderdduizend keer doen en het blijft leuk! Jesper is, ondanks zijn schort, tot op zijn onderbroek nat. Een mooie reden om terug te gaan naar de loeihete camper. Het is hier erg droog en erg warm. We rijden nog even langs het oude parlementsgebouw en naar het nieuwe. Daar parkeren we de camper en gaat Erwin een kijkje binnen nemen. De jongens slapen, maar het is zo warm, dat ik ze toch maar uit hun autostoel haal en probeer ze op de bank te laten slapen. Stomme actie, want nu zijn ze wakker en nog erg moe. Meer hoef ik niet te vertellen denk ik?! Als Erwin terug is, lopen we nog even met z’n allen terug. Kan ik ook nog even een blik werpen. Helaas is de 2ekamer-zaal al gesloten, maar ik krijg nog wel een idee van het gebouw en de eerste kamer. Het ziet er allemaal mooi en ruim uit. We bekijken ook nog even de klok die ze van Nederland hebben gekregen ter ere van het 200 jarig bestaan van Australië. We weten wel wat we weggeven… Een vreselijk kitscherige klok met een soort van engeltjes erop. Er staan 2 andere bezoekers te bekijken en zien dat ie uit Nederland komt. Wij maken maar snel dat we wegkomen!
Door mijn navigeerkunsten duurt het even voordat we op de camping komen. Daar nemen we even een duik in het zwembad. Kunnen we even afkoelen. Het is namelijk een erg warme dag. Aan de kust blijkt het te regenen, dus we hebben weer een goede keuze gemaakt. Zowel Jesper als Sten duiken het badje in. Sten vindt het helemaal leuk om lekker op zijn buik te drijven. Nou ja, drijven, zijn handen wel op de grond. Jesper gaat met Erwin nog even naar het diepe. Onze vent wordt nog een keer stoer!
We eten snel een boterham. De jongens vallen ondertussen om van de slaap. We doen de airco aan in de camper, maar het blijft erg warm. De jongens willen / kunnen dan ook niet echt slapen en zijn nog een aardige poos aan het feesten. Dat wordt uitslapen morgen!
Mmmm, dat valt toch een beetje tegen. De jongens worden gewoon weer rond 8en wakker. Het is weer strak blauw, dus we ontbijten eerst op ons gemak buiten en dan beginnen we aan de rit richting de Snowy Mountains. Eerst rijden we nog even naar Telstra-tower om een blik over de stad te werpen. Deze toren staat ongeveer 900 meter boven zeeniveau en we hebben een schitterend uitzicht over de omgeving. We zien de belangrijke gebouwen van Canberra en ook de camping is goed te zien. Onder het genot van een kopje koffie genieten we nog even verder van het uitzicht. Jesper vindt $0,05 en denkt even wat hij daarvoor zal kopen… Ja: ‘een koekje voor Sten’. Erg lief. Als we Canberra uitrijden valt er een groot bord op. Hierop staat vermeld hoeveel water er de vorige dag in de stad is verbruikt, hoe zich dat verhoudt tot een gemiddelde dag en hoeveel watervoorraad er nog is. Het hele land heeft te maken met een water te kort. Sydney heeft een goed jaar, want de waterreservoirs zijn dit jaar voller geraakt. Zij hebben nu 60% (3 jaar) watervoorraad. Canberra heeft 38% voorraad. Erg vreemd voor ons Nederlanders.
De tocht naar de Snowy Mountains is niet echt spectaculair. Het landschap is vooral heuvelachtig. In Cooma gaan we nog wat info halen over het gebied. Zonder Lonely Planet zijn we toch wat onthand. Vervolgens rijden we het nationale park in en zoeken direct een kampeerplaats. Er zijn er 2 in het begin van het park. De eerste blijkt aardig druk en de tweede heeft bijna geen schaduw. Dan maar de drukte is. We vinden een perfect plekje, drinken even wat en nemen dan een duik in de rivier die vlak bij ligt. Heerlijk! Het is ondiep, dus ook de kinderen kunnen er makkelijk in. Je moet even doorbijten vanwege het koude water, maar dan is het goed uit te houden. Alleen de grote steekvliegen (soort horzels) zijn erg irritant. Jesper wil zelfs het diepe water wel in en Sten poedelt heerlijk op zijn buik (natuurlijk weer met zijn handen op de grond). Na het zwemmen, spuiten we ons flink in met Deet om de vliegen tegen te gaan. Op mijn aanraden krijgen de jongens een natuur product tegen vliegen opgesmeerd. Erwin is er al nooit een voorstander van en als Sten hele zwermen vliegen blijft aantrekken, is Erwin helemaal klaar met dat spul. Hij spuit ze snel met Deet in en ……. De vliegen blijven komen bij Sten. Het verschonen van een flinke poepluier blijkt wonderen te doen. Na het eten gaat Sten direct zijn bed in. Hij is helemaal af. Jesper en Erwin gaan nog even bij de jongens kijken die cricket spelen. Uiteraard mogen zij ook even een balletje slaan. Jesper is er helemaal vol van en gaat hyper zijn bed in. Wij plannen nog even wat we gaan doen de komende dagen en genieten nog even van de zwoele avond. Eindelijk lekker met een wijntje buiten, wat wil je nog meer???
Ondertussen zitten we alweer anderhalve week in Australië en we hebben nog geen kangoeroe gezien. Er schijnen hier wel wombats te zitten (voor degene die een wombat niet kennen: we hopen nog een foto te kunnen plaatsen, maar dan moeten we er wel eerst nog één spotten….), maar die komen pas ’s nachts tevoorschijn. Als om 1.30 uur dan ook de wekker afloopt, besluiten we de wombat toch maar te laten voor wat het is en draaien we ons nog even lekker om.
De volgende ochtend ontbijten we weer buiten. Dit keer niet echt een succes, want het stikt van de vliegen. Ach, zijn we lekker snel klaar en kunnen we verder rijden. Het plan is om naar Thredbo te gaan, een skioord in de Snowy Mountains. In de zomer is daar 1 skilift open. Die pakken we dan ook en lopen dan naar een uitzichtpunt om de hoogste berg van Australië, Mount Kosciuszko, te bekijken. De stoeltjeslift bevalt de jongens goed, het is zelfs erg rustgevend. De wandeling is 4 km, de heenweg aardig omhoog, dus de terugweg is aardig eenvoudig. Jesper heeft uiteraard zijn schoenen met lampjes aangetrokken, dus die loopt goed. We moeten hem soms wat afleiden, maar het grootste stuk gaat perfect. Het uitzichtpunt is leuk, maar bomvol steekvliegen. Lang uitrusten is er dus niet bij. Mount Kosciuszko is ook lang niet zo imposant als Mount Cook. Maar het is een leuke wandeling met een mooi zicht over het dal en de weg ernaartoe staat vol met wilde bloemen. Weer terug bij de stoeltjeslift (liftstoelen volgens Jesper) trakteren we ons op wat te eten bij het restaurant. Een pannenkoek met ijs heeft Jesper wel weer verdiend. Ondertussen is het 3 uur en de jongens hebben nog steeds niet geslapen. We verwachten eigenlijk dat ze in de stoeltjeslift in slaap zullen vallen, maar ze houden het gelukkig wakker tot de camper. We rijden nog verder tot Geehi, ook een natuurcamping in het nationale park. Onderweg stoppen we nog even om wat gekleurde vogels te bekijken (Crimson Rosella’s) en voor: emu’s! Voor degene die geen emu kennen: we hebben een foto! Ze lopen vlak langs de berm. De camping is heel rustig. We vinden dus makkelijk een plaatsje met een vuurplaats. Actie 1 is dus hout sprokkelen. Vervolgens duiken we ook hier de rivier even in. Er zijn met stenen terrassen gemaakt, waardoor je allemaal kleine baden hebt. Perfect om te poedelen en de spelen voor de kinders.
Als Erwin dan gaat koken kijk ik nog even goed naar de schimmen die ik achter een auto zie lopen. Het blijken geen mensen, maar kangoeroes. We gaan die dus even wat dichterbij bekijken. Blijft gaaf. Na het eten lopen we nog even een rondje. Als we weer bij het veld uitkomen zien we weer een kangoeroe, en nog één, en nog één en nog één… Het stikt er van, zelfs een paar aardig dichtbij. Dan komen er ook nog wat witte Kaketoes en Rosella’s en de Kookaburra’s op de achtergrond maken het Australië-tafereel compleet. We genieten er nog even van en sprokkelen ondertussen nog wat hout voor het vuur. Jesper heeft zijn handen vol, dus wij helpen hem dragen en lopen dus met allemaal kleine rottakjes rond. Erwin probeert nog even zijn foto te maken. Hij heeft bedacht dat hij een kaketoe wil fotograferen die recht over hem heen vliegt. Daar is hij dus wel even zoet mee. Wij maken ondertussen alles voor het kampvuurtje gereed. Jesper en Sten ontpoppen zich als ware pyromanen. Ze willen steeds weer nieuwe takken op het vuur gooien. Erwin geeft Jesper een laatste tak, als hij die heeft gegooid moeten ze naar bed. Dat laat Jesper zich natuurlijk geen 2 keer zeggen en legt de tak voor zich neer en gaat op zijn dooie gemak in de stoel zitten wachten tot alle takken opgebrand zijn! Slim, maar daarmee lagen ze wel erg laat op bed.
En dan hebben we de volgende dag geweten! Het is vandaag erg warm en zelfs met de airco aan blijft het zweten in de camper. Het is een aardige rit vandaag. We rijden naar Mount Buffalo, weer een nationaal park. Sommige stukken van de weg zijn aardig kronkelig, dus dat schiet niet echt op. Maar de meeste stukken zijn recht en lang. Het landschap verandert drastisch zodra we de bergen uitrijden. Van dik bebost, rijden we opeens in erg vlak en heuvelachtig land. In de Snowy Mountains rijden we langs een krachtcentrale die aan de rand van het park staat. Plots sta je oog in oog met 3 grote pijpleidingen dwars door het bos. Geen gezicht. We verbazen ons ook dat het zo mag in een nationaal park.
Een stuk verderop komen we bij het plaatsje Tallangatta, een stadje dat in de jaren ’50 is verplaatst omdat de plek waar het dorpje lag een waterreservoir werd. Het ziet er spookachtig uit, helemaal als er in de bedding allemaal zwart geblakerde dode bomen staan.
We komen pas eind van de middag, met 2 heel chagrijnige jongens (en een chagrijnige vader) bij Mount Buffalo aan. We rijden gelijk door naar de camping. Onderweg hebben we ze al gebeld en we hebben mazzel: er heeft iemand geannuleerd, dus wij kunnen kamperen. Verder zat de camping tot eind januari vol. De weg is érg kronkelig en de camping blijkt niet echt ingesteld op campers. Het is aardig puzzelen om hem tussen alle bomen door te krijgen. Maar het lukt en we hebben een mooie plaats. Na het eten lopen we naar het meer dat bij de camping ligt. Jesper twijfelt geen moment en duikt het water is. Na 15 minuten spetteren weet hij nog wel even te vragen of zijn onderbroek wel nat mag worden… Ook Sten is met shirt en luier het water in. De terugweg naar de camper is hij niet zo blij, hij wijst steeds naar zijn natte shirt. Hij vindt het maar niets. Nou, hopelijk maken ze even een goede nacht en hebben we morgen een iets betere dag!
Nadat de jongens in bed liggen gaan wij (Carine en ik) nog even bij het meer kijken. Het is hier in Australië echt donker en je ziet zo ontzettend veel sterren. Het Zuiderkruis is erg mooi te zien. Vlak bij het meer is een Wombat hol, maar die komen er normaal alleen ’s nachts uit. Wij zien er dus geen. Meestal is het om 10 uur ’s avonds al uitgestorven op de campings en deze boscamping is daar geen uitzondering op. Vlak daarna gaan wij dan ook maar naar bed.
Donderdag 10 januari. We hebben nog een hele week te gaan in Australië. Wat gaat dat hard. Het systeem van slapen en wakker worden gaat steeds beter. De jongens worden meestal om 08:00 wakker en na Jespers medicijn kunnen we op ons gemakje ontbijten. Vaak zijn we dan om een uur of 10 klaar om op weg te gaan. Hier op de camping is het erg lekker wakker worden. Het is er best druk, maar iedereen staat tussen de bossen waardoor je niet veel van anderen merkt. Om 10:30 manoeuvreren we heel rustig aan de camper door het bos de camping af. Weer een lange dag voor de boeg. We willen naar Lake Entrance / Paynesville rijden. Dit is een meren gebied aan de zuidkust. Het plan is daarna rustig aan via nationale parken naar Melbourne te rijden. Jammer genoeg zal het niet lukken om in Wilson Promontory te kamperen. Daar hadden we ons zinnen op gezet omdat het een mooi natuurpark is en er ook wombats zitten, maar voor deze periode moet je echt 4 maanden van tevoren al boeken. De meeste mensen doen dat zelfs een jaar van te voren.
Langzaam rijden we van de camping weer naar beneden. Waarom lijkt de terugweg van iets toch altijd zoveel korter. Ik (Erwin) heb met echt verheugd op de weg naar beneden. Maar voordat we het weten staan we alweer beneden. We zijn weer langs hele mooie ravijnen en dalen gereden en hadden hier erg graag meer tijd gehad.
De Tomtom geeft 3 uur naar Paynesville, dus dat valt op zich nog wel mee. Buiten het Mt. Buffalo National park kunnen we ook al snel weer 80-90 km/uur rijden, en dat schiet echt op. Net nadat we besloten hadden om in Omeo (106 km verder) boodschappen te gaan doen, verschijnt er een waarschuwingsbord voor scherpe bochten. Dit blijkt 50 km te gaan duren. We gaan de Alpen over. Op de stukken waar het niet zo scherp stijgt, kan ik in z’n 2 naar boven. Op de rest moet ik echt in z’n 1, in slakkengang naar boven. Dat is echt bergen rijden. Ik denk dat het echt een uur heeft geduurd voordat ik boven op de berg, het stuur aan Carine over geef. Zij kan het laatste stukje wel in z’n 3 rijden en langs hele mooie vergezichten dalen we weer verder af. Erg leuk zijn alle rode palen langs de weg met borden: “keep right of these poles”. Alsof je er links van in de diepte zou willen vallen. Op sommige stukken is het echt ontzettend steil.
In Omeo kopen we alleen wat brood en tanken de camper weer eens vol. Het is buiten erg warm (37 graden) en we zijn blij dat we in onze lekkere warme camper verder kunnen. Hoewel we niet meer steile bergen hebben, is het heel erg bochtig en schiet het niet zo heel hard op. Uiteindelijke rijden we om 16:00 Bairnsdale binnen en moeten we afslaan naar Paynesville. Als een werkauto ons de weg verspert, staan we even na te denken. Een andere auto stopt en de chauffeur vertelt ons dat we die kant niet op kunnen omdat we te hoog zijn. We moeten maar achter hem aanrijden, dan komt het goed. Inderdaad blijkt later dat er een te lage brug in de weg gezeten zou hebben. Voor vijven stappen we de hete camping op. Er zijn zelfs meerdere plekken vrij en we kiezen een doorrij plek. Een plek waarbij je niet hoeft te keren en te inparkeren. Soms is lui zijn best lekker.
Na een lekker drankje gaan we nog snel even een duik in het zwembad nemen. De mannen hebben zo langzamerhand echt de smaak te pakken. Beiden willen vanaf de rand in onze armen springen. Het springen mag hier in het zwembad niet, maar half erin springen lukt dan wel. Omdat ik (Erwin) de ‘kookbeurt’ heb, lopen we na het zwemmen lekker het dorpje in en kopen pizza’s. Aan het strand heb je natuurlijk weer picknick tafels en bbq’s. Alles in goede staat en werkend. Wat blijft dat toch lekker. We zitten aan een binnenmeer en de hele tijd zeilen er kleine bootjes langs. Ik wil oooooooooookkkk….Als wij klaar zijn met onze pizza’s (en nadat we de zwarte zwaan die blijft schooien, hebben geprobeerd te verjagen), loopt het langzaam vol met families die lekker gaan bbq’en en eten. Terug op de camping gaan de jongens naar bed en genieten wij van heel veel kakatoes, rosella’s en andere vogels die elkaar continu proberen te verjagen. Het is heel gezellig in die bomen. Natuurlijk horen we op de achtergrond de (bijna standaard) Kookaburra’s. Wat een leven toch. Morgen willen we de ferry pakken naar Raymond Island. Dit eiland blijkt heel veel koala’s te hebben rondlopen en omdat we die alleen nog in dierentuinen hebben gezien, gaan we weer op “jacht”.
Jesper heeft zijn nacht niet (hij klaagt over buikpijn) en we halen hem uiteindelijk bij ons in bed. Dat werkt voor hem erg goed, hij ligt op een gegeven moment zelfs met zijn benen languit over mij (Carine) heen. Je begrijpt dat wij een iets minder goede nacht hebben. ’s Ochtends zijn we dan ook nog wat kort en hebben even een goede aanvaring met Jesper. Maar gelukkig trekt het allemaal weer snel bij en gaan we inderdaad op koala-jacht. Het is zo vroeg al erg warm, dus dat belooft wat. De ferry is er al snel en in een paar minuten zijn we aan de overkant, op Raymond Island. We rijden een stukje het eiland op en stuiten al snel op een onverharde weg. Het hele eiland blijkt uit onverharde wegen te bestaan. Oeps… We rijden toch maar door met de camper. Ondertussen turen we naar boven om de eerste koala’s te spotten, maar helaas. We zien van alles, maar geen koala’s. Na een uurtje besluiten we, chagrijnig en wel, om even een kop koffie te drinken. Erwin kijkt nog even snel in het huurcontract of dit eiland genoemd staat als plek waar we niet mogen komen. Dat is gelukkig niet het geval, maar… we blijken op geen enkel eiland te mogen komen met de camper. Ach, bereikbaar met een ferryrit van een minuut of 3, mag niet echt een eiland heten, dus we kachelen maar snel door. We krijgen een stijve nek van het omhoog kijken en we zweten ondertussen de auto uit, maar we houden vol. Na nog een uurtje rondgereden te hebben ziet Erwin hem: Grijs-wit en pluizig, keurig in de hoek tussen 2 takken van de eucalyptusboom. De jongens zijn net in slaap, dus die moeten even wakker gemaakt. Maar voor een koala is dat geen probleem. We nemen de nodige foto’s en zien ondertussen ook een tweede koala in dezelfde boom zitten. Het is grappig om te zien dat de koala je echt helemaal volgt. Als we achter de boom staan, kijkt ie achterom en als we rond de boom lopen, kijkt ie helemaal mee. Het lijken nog wat jonge koala’s. Helemaal gelukkig rijden we weer verder. Dan zien we plots nog een koala. Ik schrijf nu ‘we’, maar ik bedoel ‘ik’! Ik heb natuurlijk nog het een en ander goed te maken nu Erwin de eerste koala heeft gezien. Ik ben aardig gedreven om nu ‘de meeste’ koala’s te vinden. En het lijkt aardig te lukken, want een stukje verderop zie ik er nog één. We zijn aardig tevreden met deze score en rijden terug naar de ferry, via de weg waar we ook begonnen zijn. Daar staan wat mensen te kijken, dus wij sluiten ons aan. Jawel: op een stukje van 20 meter, zitten ook nog eens 5 koala’s. Allemaal de camper uit en camera’s in de aanslag. Wat gaaf om deze beesten echt in het wild te spotten. Na wat rondgelopen te hebben, gaan we wat verkoeling zoeken in de camper. Als we de camper ingaan, blijkt er boven ons in de boom ook nog een koala te zitten. Nou, dan smaakt de overgebleven pizza van gisteren nog lekkerder!
We gaan weer terug naar de ferry en rijden richting ninty-mile-beach, een strand van 90 mijl (ongeveer 144 km). We stoppen onderweg nog even in Sale, een klein stadje, maar met een zeer uitgebreid visitor centre. De meneer daar weet ons zelfs te vertellen dat we wellicht toch nog het Wilson Promontory-park in kunnen. Voor internationale toeristen blijken ze een paar extra plaatsten te hebben. Dat biedt weer wat mogelijkheden. We doen wat boodschappen en tanken en rijden dan snel door. Pas rond 6 uur komen we bij een geschikte kampeerplaats bij het strand. Er zijn hier verschillende kampeerplaatsen aan de weg waar je mag gaan staan als er plek is. We hebben een hele plek voor onszelf, dus dat is luxe. We kijken eerst nog even snel bij zee. Het waait jammer genoeg erg hard en er zitten heel veel (steek)vliegen en muggen, dus we zijn weer snel terug bij de camper.. Onderweg hebben we al wat slecht weer gehad, waarmee de warmte ook gelijk weg was. Gelukkig! Het is wel erg jammer om te zien wat de mensen hier met die gratis kampeerplekken doen. Het barst er van het vuilnis, lege flesjes, legen zakken etc. Dat zijn we hier helemaal niet gewend. Als er al ergens vuilnis ligt, wordt dat door Rotary’s en Lion’s verenigingen opgeruimd.
We gebruiken voor het eerst de douche in de camper en helemaal schoon kunnen we ons bed in! En weer zit er een week op. Ondertussen hebben we 12 weken genoten en kunnen we nog 1 week door.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten